PUNO, Titicacameer

Zaterdag, 18 februari. Weer vroeg uit de veren voor de rit per VIP-bus naar Puno, zo’n zes uur rijden. En alles verliep zoals je dat hebt gehoopt. Een taxi brengt je naar de busterminal, je kijkt goed toe dat al je bagage wel in de bus gaat – voor elk stuk bagage krijg je trouwens een bewijsje – en rijden maar tot aan je bestemming, waar iemand je al staat op te wachten om je naar je hotel te brengen. Dit is toch wel een goede formule, waarvoor onze dank aan PeruOnLine.

Puno ligt aan het Titicacameer, dus op zowat 3.820 meter boven de zeespiegel. En dat voelden we onmiddellijk. Voor één keer hadden we een hotel met nogal wat verdiepingen, en we hijgden en puften toen we aan onze kamer op het vierde kwamen. Maar ze weten het hier dat hun toeristen op hun adem stampen, want op de eerste verdieping kun je halt houden en je gratis wat cocathee inschenken, zoveel je wil. Een fijne geste, net zoals de computer beneden waar je twintig minuten lang kunt surfen zonder wat te betalen.

Puno is geen mooie stad, wat groezelig, net zoals de straat waarin ons hotel stond. Maar goed, veel tijd moesten we hier niet doorbrengen. We deden ook weinig inspanning om nog een of ander mee te pikken behalve een restaurantje even verderop. Daarna gingen we maar naar bed om de vermoeidheid weg te slapen. De volgende dag moesten we trouwens weer heel vroeg uit de veren voor onze uitstap op het Titicacameer.


Zondag, 19 februari. We werden aan ons hotel opgehaald en richting haventje van Puno gebracht, waar we om kwart voor zeven beginnen aan onze uitstap.

Het weer is maar zozo als we het Titicacameer opvaren,maar Puno baadt in de zon.

Na een uurtje varen kwamen we aan de Uros eilanden, eilanden van riet, waar de drijvende toeristenjagers ons staan op te wachten. Uros-indianen zijn er niet meer, wel Aymaras die zich voor afstammelingen van de oorspronkelijke Uros laten doorgaan Er leven nog een 800 mensen, verspreid over 40 eilandjes, al is het eiland dat wij aandoen duidelijk bedoeld als een valkuil voor toeristen. De mensen wonen er niet echt. Ze zijn er speciaal voor ons. Toch is het een apart gevoel om op zo’n schommelende rieten vloer te lopen. En de rieten boten die deze mensen sinds altijd al gebruiken zijn erg fotogeniek, maar in mijn ogen lijkt het toch wat teveel op de mise-en-scčne voor een theaterstuk.


HET EILAND TAQUILE

Tijdens de vaart naar het volgende eiland, Taquile, regende het twee uren lang, maar toen Taquile in zicht kwam trok de hemel open en verscheen de zon. Op dit eiland leven ongeveer 2.000 indianen. Verspreid over het eiland liggen zes kleine gemeenschappen. Enkele schaarse zonnepanelen zorgen er voor elektriciteit. Stromend water is er niet altijd, ondanks de vele bronnen. In het grootste gehucht, El Pueblo, is er een gemeenschaps-restaurant en er wordt wat kunstnijverheid verkocht.

We landen aan de achterzijde van heteiland om de vele trappen te vermijden.

Maar vooraleer je in El Pueblo komt heb je een flinke klim voor de boeg. Het dorpje ligt immers helemaal op de top van het eiland. Die klim is gelukkig wat minder steil langs de kant waar onze boot aanlegde, al blijft het nog een fikse inspanning op deze hoogte van 3.950 meter. Je wandelt langzaam omhoog, genietend van het prachtige uitzicht op het meer en van de pittoreske omgeving en zo ga je van gehucht tot gehucht, allemaal van elkaar gescheiden door een stenen poort. Hier bestaat de traditie van handen drukken als begroeting niet. Gewoonlijk wordt er een handvol cocabladeren uitgewisseld. Hier en daar kom je mannen tegen die mutsen of andere dingen zitten te haken. Ze hebben allemaal een muts op hun hoofd, en aan de manier waarop ze hun muts dragen kun je zien of de persoon vrijgezel is of getrouwd. Bij de vrouwen is het de hoogte van de hoed die belangrijk is. Ook de kleur van de kleding heeft zijn eigen betekenis.

Na het middagmaal laten we El Pueblo achter ons en dalen de 584 trappen af naar de aanlegsteiger waar onze boot ligt te dobberen. Het uitzicht is al even schitterend als het weer, zodat we onderweg regelmatig stoppen om een of ander mooi panorama in ons fototoestel te zuigen. Daarna begint de terugreis, een vaart van drie uur die ons weer naar Puno brengt. Nog één keer slapen en we steken de grens over naar Bolivia.


Maak jouw eigen website met JouwWeb