Alajuela

maandag, 28 februari

Nee, we vertrekken niet onmiddellijk naar San José, of om precies te zijn Alajuela. We willen nog wat profiteren van de prachtige tuin van ons hotel en het mooie strand van Manuel Antonio. Om elf uur echter is het tijd om onze koffers en zakken naar onze huurauto te rollen. Getaand en getekend door wat het Beest met ons heeft beleefd imponeert het nu nog meer dan toen het kraaknet op ons te wachten stond voor ons hotel in San José. Het gromt van plezier als ik op zijn startknop druk. We beginnen aan onze laatste lange rit langs bergen en dalen, over slechte en minder slechte wegen.

En toch heeft ook deze rit nog zijn verrassing in petto. De ruta 27 blijkt een tolweg te zijn. We betalen zo’n 450 colones om erop te mogen, maar tot onze verrassing is de weg al na enkele kilometers afgesloten voor alle verkeer. We nemen de afrit en ik ga mijn licht opsteken in een benzinestation. De pompbediende – want hier wordt je nog bediend – vertelt me dat de ruta 27 al twee weken afgesloten is wegens werken. Je vraagt je dan wel af waarvoor je die tol hebt moeten betalen…

Zoals al vroeger aangehaald is het in Costa Rica niet gemakkelijk om – als er ergens een probleem is op de weg – een goede alternatieve route te vinden. Maar hier bleek er wél eentje te zijn. De brave man zei me een viertal kilometers door te rijden en dan de richting Atenas te nemen. Athene. Nu ja, er is ginds in die omgeving ook een Grecia, zelfs een Bruselas. En een dorp en rivier die Jesùs María heten.

We zaten inderdaad op de goede weg, want van Atenas ging het richting Alajuela, waar ons laatste hotel stond. Alleen moest natuurlijk iedereen die richting San José wou die weg op. En bovendien was het een weg over een steile, kronkelende pas. Het gevolg was dat we in een kilometerslange file zaten, een slang die zich uiterst langzaam naar de top van de berg kronkelde. Want hier onderga je de wet van de traagste. Voorbijsteken was onmogelijk. Op het andere rijvak kroop immers een tweede slang de andere richting uit. En op dat ogenblik begon er een lichtje op het dashboard te flikkeren. We zaten bijna zonder brandstof. Oeps.

En toen bereikten we de top en slingerden richting dal. De weg was hier heel wat beter, minder bochtrijk ook. Bij het eerste dorp dat we kruisten draaiden we een benzinestation in, zodat het Beest zijn lichtje kon doven. En nog geen half uur later bereikten we de “Dos Palmas Country Inn”, onze laatste pleisterplaats voor de terugreis naar België.


de dos palmas country inn

De Country Inn bleek een klein hotelletje te zijn mét zwembad, dat eigendom was van een Nederlands-Costa Ricaans echtpaar. De jongeman en juffrouw van de receptie waren ook al Nederlanders die studeerden voor hotelmanager en hier vijf maanden stage kwamen doen. Er was geen restaurantje aan het hotel, maar ze konden voor ons wel telefonisch een maaltijd bestellen die dan hier geleverd zou worden. Maar nu maakten ze ons eerst een croque met kaas klaar, want we hadden echt wel honger. Daarna zorgden we ervoor dat de rest van de namiddag ons voorbijging – wat keuvelen, wat lezen, wat surfen op het net en wat Maïté betrof wat ploeteren in het zwembad.

En toen was het tijd om ons avondmaal te kiezen. Het werd vis. We vroegen er ook nog een portie “papas” bij. Hier weten ze dat dat frieten zijn. Toen onze jonge Hollandse gastheer de bestelling per telefoon doorgaf, hoorde ik dat hij vrijwel geen Spaans kende, zodat ik het ergste vreesde. Zeker toen hij – nadat hij de telefoon inhaakte – vertelde dat hij hoopte dat ze deze keer begrepen hadden dat we enkel een supplemént frietjes wilden. Bij de vorige gasten waren ze met een dubbel aantal schotels afgekomen. Nu ja.

Zo ’n drie kwartiertjes later kwam ons avondmaal eraan, verpakt in een auto met chauffeur. Na controle bleek dat alle schotels klopten als bussen. En het eten bleek dan ook nog heel lekker te zijn.

Sarah en Koen hadden die avond een afspraak met Katina en Tupac, die niet zover hiervandaan woonden. Lieke en ik bleven in het hotel en waakten over Maïté. Ons kleine meisje was al een tijdje in het land der dromen. En zo vergleed onze laatste avond.


terugreis

dinsdag, 1 maart

We hebben er steeds meer de pest in. Een vliegtuigreis naar verre landen – zeker eentje met een tussenstop in de VS - wordt stilaan een echte beproeving. Onze handbagage bijvoorbeeld werd tijdens de terugreis vier keer gescreend en één keer door gehandschoende beambten doorploeterd. Net als tijdens de heenreis werden onze vingerafdrukken genomen, en een foto van onze kop, en moesten we onze schoenen uittrekken. En dan al die formulieren die je constant moet invullen! En overal dat wachten!

Ervaren reizigers weten waarover ik het heb. Elk jaar voelen we ons wat meer vee en minder mens. Over enkele jaren kunnen we misschien wel de hulp gebruiken van een of andere dierenrechtenorganisatie.

Of we blijven thuis. Goed voor het milieu en voor de plaatselijke economie. In plaats van op zoek te gaan naar leguanen kunnen we dan een drijfjacht houden op regenwormen. Of boeddhist worden en met onze handen in onze schoot naar de zon kijken tot we zo blind zijn als de Amerikanen.

En met deze bedenkingen zijn we meteen ook aan het einde van ons verslag gekomen. Ik hoop dat jullie er iets aan gehad hebben. Wij wel. Veel.