over eten, Ceremonies en Kasten

maandag 8 maart

Gisteravond lagen we er vroeg in, zowat half tien. Toen ik vanmorgen opstond was het kwart na acht en lag Lieke al onder een parasol dichtbij de zee te lezen. De lucht is blauw en de temperatuur zit hier weer – zoals alle dagen – boven de dertig graden. De tuinlieden waren al aan het werk. Na een stortbad ben ik het zwembad ingedoken om nog wat te zwemmen voor het ontbijt. Ondertussen kwam de rest van de huishouding aan: Komang, en drie maal Kadek. Even later, tijdens het ontbijt, leerden we naast de witte drakenvrucht nu ook de rode kennen, samen met al dat andere heerlijke fruit dat ons voorgeschoteld wordt.

Ons vruchtensap, dat altijd een samenstelling is van een massa vers gemixte vruchten, had door de drakenvrucht een roze kleur aangenomen die bij onze kleindochter Kiara – die dweept met de prinsessen van Disney – wel in de smaak zou gevallen zijn.

Het is nu half twaalf en ik zit in de bale benong langs het zwembad. Alles is geschreven, dus kan ik nog een half uurtje gaan zwemmen. Of lezen. Of niets doen.


Ik heb hier een boek met wat inlichtingen over het noorden van Bali. Zo heb ik ontdekt dat de naam van het dorp waar we samen met Kadek en Komang een ceremonie hebben gevolgd, Kaliasem was. (In het boek staat Kalisasem, maar dat heeft Kadek me verbeterd.) Het dorp waar de familietempel van haar vader staat is Tukad Mungga. Verder zijn er nog drie dorpen die samen met deze twee Lovina Beach maken: Anturan, Kalibukbuk en Temukus.

Eventjes iets opschrijven om het niet te vergeten: de latijnse naam van de hier alomtegenwoordige frangipanibomen is plumeria rubia.

Ik heb net uitgevogeld hoe dat zat in die tempel in Ubud met de welluidende naam Pura Panataram Sasih. De ceremonie die er gehouden werd heet een odalan. Het is een feest dat elk jaar gevierd wordt op de dag van de inwijding van de tempel. 's Morgens al verzamelen de mannen zich rond de wantilan, het open paviljoen dat ik achter de tempel gezien heb en dat dient voor de hanengevechten.

In 1981 kondigde de Indonesische regering een wet af waarbij hanengevechten werden verboden, tenzij ze deel uitmaakten van een religieuze plechtigheid. Niet dat ze zich daar al teveel van aantrekken, denk ik, want hanengevechten zijn hier schering en inslag. Het verbod is geen knieval voor dierenactivisten, maar vooral bedoeld om het gokken tegen te gaan. Hanengevechten zijn een “sport” voor mannen. De vrouwen verkopen onder-tussen lekkernijen in de warong (eetstalletjes) of ordenen de offergaven in de tempel. Gedurende de hele odalan worden de hoog opgestapelde pira-mides – gebogan – naar de tempel gebracht. (Kadek en Komang noemen die torens trouwens “pajigan”.)

Er valt me nog iets in dat Surya ons gisteren vertelde. Hij verliet Denpasar en kwam in Lokapaksa wonen omdat hij als hoofd van de familie in het familiehuis moet wonen. Want, zo zei hij, als een van mijn buren me nodig heeft voor een ceremonie en een begrafenisplechtigheid moet ik daar zijn om te helpen, net zoals ik op hen een beroep kan doen als ik hen nodig heb. Het mag dus wel duidelijk zijn dat het leven van de Balinezen nog totaal geankerd blijft in hun godsdienst en tradities, ongeacht de toevloed aan toeristen sinds de jaren zestig van de vorige eeuw.


En nu wat meer over het kastenstelsel. De hoogste kaste bestaat uit priesters, brahmana. De leden staan bekend als Ida Bayu (mannen) en Ida Ayu (vrouwen.) De tweede kast is de ksatria, gevormd door de hoge adel die ooit over Bali regeerde. Zij dragen titels als Anak Agung, Dewa en Cokorde. De wesi, de derde kaste, dragen de titel gusti. Slechts drie procent van de Balinesen behoren tot deze triwangsa, de drie eerste kasten. De meesten zijn sudra of jaba (letterlijk: buitenstaander aan het hof) en behoren tot de vierde kaste. In tegenstelling tot India bestaat hier geen laagste klasse van paria.

Na de lunch ben ik – hoe bestààt het – gaan zwemmen, terwijl Lieke wachtte op Kadek, haar masseuse. Plots trok de hemel dicht en begon het te gieten dat het goot, zodat mijn blaaskop al snel omringd was door andere blazen. Het was alsof ik gebombardeerd werd door kleine kiezelsteentjes. Ik werd gemasseerd door moeder natuur en moest er niet eens voor betalen. Trouwens tijd dat het hier nog eens regende. 't Is tenslotte regenseizoen, begot.

De zon is al terug. 't Heeft nauwelijks een goed uur geregend. Het is nu 16:12. En straks zal het nog later zijn. Een kopje koffie en een koekje bij me, en “Tovenaarsglas”, boek 4 van Stephen Kings' Donkere Toren-reeks. Aan alle werkers op deze wereld: gegroet!

Lieke was tevreden met haar nieuwe massagebeurt en ik heb me laten overhalen om me morgen ook eens anderhalf uur te laten martelen. Overmorgen is het dan weer Liekes beurt. Die dag komen Leonie en Krista, de twee Hollandse jongedames die we in Ubud even gesproken hebben, ons rond vijf uur een bezoekje brengen. We hebben ze uitgenodigd om het diner met ons te gebruiken.

Het is nu tien voor zes en we hebben net een schoteltje gebakken banaantjes achter de kiezen die de meisjes ons hebben voorgeschoteld, samen met koffie en thee. Even het receptje opschrijven zodat we dit ook thuis kunnen herhalen:

De banaantjes in schijven snijden, dan in wat bloem gemengd met een beetje maizena wentelen. Vervolgens in olie bakken, regelmatig omdraaien tot ze crispy zijn. Ondertussen in een pannetje een brokje palmsuiker met een beetje water al roerend opwarmen tot de suiker gesmolten is. Banaantjes wat laten uitdruipen en er de suikersiroop overgieten.

De brokjes palmsuiker zullen we hier kopen en meebrengen naar 't Belgiekske. Lieke is ook van plan enkele van die heerlijke vreemde vruchten mee te smokkelen.

Terwijl ik dit schrijf vliegen de zwaluwen – die we enkele dagen niet meer gezien hadden – ons om het hoofd.

De meisjes beginnen hier door te hebben dat wij echt geïnteresseerd zijn in hun cultuur. Ze hadden een dood katje gevonden en kwamen ons zeggen dat ze het naar Balinese gewoonte gingen begraven, zodat we daar enkele beelden van hebben kunnen maken. De grond in, een offertje op het graf, een wierookstokje erbij en een korte zegening. Meer was het niet, maar ook niet minder.

Vanavond stond er onder meer inktvis op het menu, samen met een groente die hier kankung of zo genoemd wordt. Er was ook rijst en een lekkere schotel teen-of-tander die ervoor zorgde dat elke kus van die avond een hete was.

De meisjes zijn fier op mij. Elke dag leer ik wel enkele woordjes bij. Ze keken blij op toen ik na de maaltijd zonder hakkelen saya satuh kenyang kon zeggen (zoiets als “ik ben vol/ik heb goed gegeten”). En nu ga 'k wat lezen en dan slapen. Selamat malam.


Maak jouw eigen website met JouwWeb