Santa Cruz de la sierra

Zaterdag, 4 maart 2006. Lieke verjaart, en we vliegen naar onze laatste bestemming van deze prachtige reis. We laten de hoogten definitief achter ons: Santa Cruz ligt op 415 meter boven de zeespiegel. Er wonen bijna 2 miljoen mensen. De stad is gebouwd in achttien ringen (anillos) rond het centrum. De eerste ring groepeert de meeste hotels, restaurants, banken en overheidsgebouwen. De volgende zes ringen zijn woonwijken. De bewoners van Santa Cruz zijn overwegend Cambas, een kruising van Spanjaarden en de indianenvolkeren Guarani en Chiquitano.

In de luchthaven Viru-Viru staat Ewy ons op te wachten. Heerlijk om elkaar nog eens in de armen te vallen! We stappen de taxi in, en een klein uurtje later zijn we bij het huis van de Boliviaanse familie waar ze woont, in de vierde stadsring. We worden er met open armen ontvangen door onze gastheer en –vrouw, Guillermo en Fàtima en hun kinderen. Ook de grootmoeder van Fàtima is er, en Angèlica, haar zus. Speciaal voor ons heeft Guillermo zich aan de barbecue gezet, en Fàtima tovert een overvloedige maaltijd op de tafel.


samaipata

Enkele uren later zijn we terug op weg, bestemming Samaipata, zo’n 120 km verderop, richting Cochabamba. Eerst gaat het met een van de talloze busjes naar de calle Holguín, waar we een taxi op de kop tikken. We, dat zijn Lieke, ikzelf, Ewy, Angélica en Yan, een van de kinderen van Fàtima. Haar tweelingzus Liz is thuisgebleven.

Ewy, Angélica en Yan op een terrasje in Samaipata.

120 km slechts, maar we doen er wel drie uur over, eerst door het drukke verkeer Santa Cruz uit, en daarna klimmend langs een bochtige en niet al te beste weg richting Samaipata. Het is dan ook al donker als we aankomen en onze bagage neerkwakken in het “Landhaus”. Zoals de naam al doet vermoeden is de eigenaar een Duitser. Hij is trouwens niet de enige in Samaipata, waar een hele horde Duitsers neergestreken is. Misschien gaan we hier een van de hutten huren om er de nacht door te brengen, maar die beslissing stellen we nog even uit omdat we nog enkele vrienden van Ewy verwachten. Ondertussen bezoeken we nog een ander hotel, verscholen in de nacht. Op weg er naartoe krijgen we een drietal honden op ons dak, blaffend en dreigend. Als we rustig blijven staan druipen ze af en verdwijnen in de donkere nacht.

En dit is misschien het moment om het even over de honden van Peru en Bolivia te hebben. Zoveel hebben we er niet gezien. In ieder geval veel en veel minder dan bij ons. En altijd waren het zwerfhonden. Geen van die honden heeft ooit naar ons geblaft of ons ook maar een blik waardig gevonden. Het duurde een tijdje voor we doorhadden hoe dat kwam, maar uiteindelijk begrepen we het. De honden in Peru en Bolivia leiden nog gewoon een hondenbestaan. Ze hebben geen baasje. Het zijn geen huisdieren. Ze worden niet in de watten gelegd en worden niet tot bewakers getraind. Tot nu dan, hier, in Samaipata, waar deze honden misschien wel geïmporteerde en opgeleid werden om een landgoed te bewaken.

Het is al flink laat als onze ontbrekende vrienden aankomen: Julien, Fransman en piloot, en Mihai, Roemeense Fransman en commercieel directeur van een hamburgerfabriek in Santa Cruz, de grootste van Bolivia. Ze zijn allebei nog jong, net als de derde passagier, Kate, die in het land rondtoert voor “Lonely Planet”. Samen besluiten we in het Landhaus te overnachten.

Maar eerst gaan we nog naar het centrum van het dorpje, op zoek naar een restaurant. We vinden er eentje dat nog open is, wat niet zo evident is om elf uur ’s avonds. Ik verklap aan het gezelschap dat Lieke jarig is, waarop ze erin slagen om uit de restaurantkeuken een grote chocoladetaart op te diepen. Zoals het gebruik het wil moet Lieke er voordat de taart verdeeld wordt een grote hap uitnemen, waarbij ze ervoor zorgen dat de chocolade tot aan haar neusgaten zit. Hilariteit alom!


De volgende morgen staan we op met een stralende zon: een uitstekend weertje om enkele uurtjes aan het zwembad te verpozen.


In de namiddag propten we ons allemaal – behalve Kate die nog wat onderzoekingswerk had te doen – in de auto van Julien en reden naar El Fuerte, zes km buiten het dorp en op een hoogte van zo’n 2.000 meter. El Fuerte – of de vesting – is een site die door de Unesco als beschermd monument werd geklasseerd. Niettegenstaande het weinig bekend is, is het een van de belangrijkste pre-Inca vestigingen van Bolivia. De beschrijving van UNESCO luidt:

"Het archeologische terrein van Samaipata bestaat uit twee delen: de heuvel met de vele graveringen, waarschijnlijk is dit het ceremoniële centrum geweest van de oude stad (14e-16e eeuw), en het gebied ten zuiden van de heuvel, wat het administratieve deel en het woongedeelte vormde . De gigantische gebeeldhouwde heuvel, die de stad domineerde, is een uniek bewijs van pre-columbiaanse tradities en geloof, en is uniek in Amerika."

Iets om naar uit te kijken, dus, al moesten we ons haasten omdat de site een goed uur later dichtging. Eerst bestijg je een flinke heuvel en komt dan aan een houten mirador vanwaar je een uitstekend uitzicht hebt op de gegraveerde heuvel. In de gravures zou men ondermeer twee condors moeten herkennen, een ratelslang, een jaguar, twee ronde “ogen” van zo’n meter doorsnede, kanalen…

Sommigen menen in het geheel een gestileerde weergave te zien van Viracocha, de Schepper en Oppergod van de Inca’s. Ook zou er een afbeelding van Manco Capac te vinden zijn. In ieder geval is het zo dat de heuvel aan een flink tempo erodeert. Al zijn geheimen onthullen zal dan ook jaar na jaar moeilijker worden.

Waarschijnlijk was El Fuerte het ceremoniële deel van de stad. Ten zuiden van de heuvel ligt het bestuurlijke en woongedeelte, waar we ook een oogje gingen op slaan alvorens per auto de moeilijke afdaling aan te vatten.

Toen we flink doorheen geschud weer op de weg uitkwamen, stond Kate ons daar op te wachten met een taxi. We verdeelden ons over de twee wagens en reden terug naar Santa Cruz. Julien was zo lief om samen met ons onze bagage op te halen en ons dan naar ons hotel “Milan” te brengen. Ewy had dit voor ons gevonden aan een heel vriendelijke prijs, en de ligging was minstens even goed als die van de hotels en posada’s die het reisagentschap voor ons had geboekt. De volgende morgen kreeg het hotel nog een stip meer: we kregen het beste ontbijt van de hele reis voorgeschoteld.

Rond de middag gingen we samen met Ewy en Kate eten in een vegetarisch restaurant met de welluidende naam “Cuerpomente Sano” (Gezond Lichaamgeest) , waar je het eten aan het gewicht betaalde. Je laadt je bord vol en de weegschaal vertelt je hoeveel het je kost. Origineel zeker, maar vooral lekker! Omdat het niet onmiddellijk bij het centrum ligt moet je wel een gids hebben zoals Ewy om het te ontdekken, al zal het van nu af aan wel in de “Lonely Planet” staan ook. Daar zal Kate wel voor zorgen. Toen we naar dat restaurant gingen kwamen we onderweg de twee jonge Nederlanders tegen die we al drie keer eerder hadden ontmoet. Ze waren net in Santa Cruz aangekomen en gingen er enkele dagen blijven om daarna nog een weekje naar Rio de Janeiro te gaan. Het toeval is overal aanwezig!

In de namiddag zijn we naar de dierentuin geweest, waar je zowat alle inlandse dieren kan vinden. Het concept is nog wel ouderwets: de meeste dieren zitten in al of niet grote kooien. Tijdens ons bezoek werden we enkele keren vergast op een fikse regenbui, zo van die echte die je op enkele seconden tot op je huid nat maken. Natuurlijk kun je ook gaan schuilen zoals wij. Dan blijf je droog.

Op het einde van de namiddag reden we terug naar het hotel. Door de regenbuien stonden halve straten onder water, waardoor meteen duidelijk werd dat er in Santa Cruz nog veel afwateringswerk aan de winkel is. Al is het dan dertig graden warm, je houdt best je raampje dicht als je geen striem water over je heen wil. ’s Avonds gingen we samen met Ewy naar een voorstelling van alternatieve Duitse films.


cotoca

Maandag 6 maart. Ewy komt ons ophalen en we gaan naar Cotoca, een bedevaartsoord op zo’n goede 30 kilometer van Santa Cruz. De Heilige Maagd is er ooit in een boom aan twee jongens verschenen. Onderweg er naartoe waren we enkele honderden geüniformeerde studenten voorbijgereden. Aan het einde van ons bezoek aan Cotoca zouden we ze allemaal in de kerk zien zitten.



santa cruz

Op het einde van de namiddag reden we dan met een colectivo (zie verder) terug naar Santa Cruz, naar het gezin waar Ewy inwoont. We pikten er Fátima en Angélica op en reden met een micro (zie verder) naar de Río Piray die tussen de vierde en vijfde ring stroomt. De vegetatie en de strohutten doen je direct aan het Amazonegebied denken. Er stonden enkele tientallen restaurantjes. Ook hier geen toeristen: dit was een plek waar enkel de inwoners van Santa Cruz naartoe kwamen.

We wilden net in een van de restaurantjes gaan eten toen er een politiewagen stopte en Fátima en Angélica naderbij wenkte om hen te vertellen dat we op onze hoede moesten zijn. Even verderop zwierf er een groepje gewapende dieven rond. Dat belette ons niet om van onze maaltijd te genieten, op houtvuur gebakken specialiteiten uit de Cambakeuken. Die bestonden uit een kop chocolademelk en nog warme kaaskoeken in alle vormen en maten. Lekker, gezond en heel goedkoop. Tel maar uit. We waren met vijf en ik betaalde iets minder dan drie Euro! Eén probleempje maar: de oorverdovende muziek op de achtergrond.


Een tussendoortje: het openbaar vervoer
Er zijn ginder niet zoveel mensen die er prat op kunnen gaan een eigen auto te hebben, en toch zitten de straten boordenvol. Als toerist neem je gewoonlijk een van de officiële taxi’s. Duur zijn ze niet in onze ogen, en het is ook veiliger. Maar vooral: je raakt niet wijs uit de chaos van honderden busjes en bussen die de stad doorkruisen. En toch zit er een bijzonder systeem achter dat, als je het onder de knie hebt, even goed zoniet beter is dan ons eigen openbaar vervoer.

We hadden al kennisgemaakt met de bussen die verre afstanden afleggen. Sommige zijn erg luxueus, andere amechtig. Tussen beiden is een flink prijsverschil. In de steden zelf echter, zoals hier in Santa Cruz, vind je honderden kleine busjes die men hier micro’s noemt en die de stad in alle richtingen doorkruisen. Ze hebben vaste haltes, maar dat is eerder theorie: als er iemand zijn hand opsteekt stoppen ze om hem aan boord te nemen. Als je er uitwil roep je hardop “Pare!” (stop!) , waarop de chauffeur onmiddellijk in de remmen gaat en je er uitlaat. Zo’n busrit kost 1,5 bolivianos (15 eurocent) en je rijdt daarvoor zolang je maar wilt. Stap je af en neem je een andere micro, dan kost je dat opnieuw 1,5 bolivianos. Op een micro hoef je geen vijf minuten te wachten, zoveel rijden er rond.

Voor langere afstanden neem je dan weer een “colectivo”. Die colectivo’s hebben vaste vertrekplaatsen, waar je bijvoorbeeld met een micro naartoe gaat. Ook de prijzen per persoon liggen vast. Alleen vertrekt je colectivo niet voor er minstens vier passagiers inzitten. Als je maar met drie bent zul je dus moeten wachten tot er zich nog een kandidaat meldt om samen met jou naar die bepaalde bestemming te gaan. Zo zijn we bijvoorbeeld met een colectivo van Cotoca terug naar Santa Cruz gereden.

En dan heb je nog de taxi’s die je neemt als je gehaast bent. Meters hebben die dingen niet. Het is dus sterk aangeraden om met de chauffeur bij het begin van de rit de prijs af te spreken. Achteraf heb je geen verhaal meer en rekenen ze je aan wat ze willen.


Dinsdag, 7 maart. Morgen gaan we naar huis, maar eerst brengen we de hele dag met Ewy door, en met de andere vrijwilligers van de Hogar “Callecruz”, de groepering die zich ontfermt over de wezen en straatkinderen van Santa Cruz. Hogar betekent “haard”, en Callecruz is een samentrekking van het woordje “straat” en “Cruz”, dat dan weer een deel van de naam van de stad is, en ook “kruis” betekent. Eerst gingen we naar de lokalen van de Compa, waar we samen met de opvoeders theater leerden maken. Ik deed de volle twee uur mee. Je weet nooit waar het goed voor is.

Naderhand gingen we met Ewy en Wilver Roca, de verantwoordelijke voor de straatploeg, naar een tehuis waar 17 jonge meisjes worden opgevangen. Hun blije gezichten toen we hen kwamen bezoeken vergeten we nooit meer. We speelden samen met de kinderen wat spelletjes, en eentje ontpopte zich als een getalenteerde voetbalster! Onze volgende halte was een opvangtehuis voor zowel jongens als meisjes, al waren de meisjes ver in de minderheid. Straatkinderen die overdag hun kostje probeerden te verdienen met bijvoorbeeld schoenenpoetsen, konden hier terecht voor een bed en wat eten. Op de grote koer werd een gepassioneerd wedstrijdje voetballen gespeeld tot het donker werd en de klok voor het avondmaal luidde.

Wie meer over de werking van “Callecruz” wil weten kan naar volgend adres surfen: callecruz.blogspot.com.

Het was ondertussen over zeven en we belden nog snel naar Varig, onze Braziliaanse luchtvaartmaatschappij om onze vlucht te bevestigen. En we kregen er te horen dat ons vliegtuig de volgende dag drie uur vroeger zou vertrekken! Was dat even schrikken! Daarmee veranderden onze plannen voor de volgende dag drastisch. Het enige wat we nog konden doen was onze valiezen pakken en zorgen dat we om elf uur een taxi hadden om ons naar het vliegveld te brengen.


En toen was de dag van de terugvlucht gekomen. We waren goed op tijd op Viru-Viru, de luchthaven van Santa Cruz. Ewy zou ons na haar vergadering nog snelsnel komen uitwuiven, maar toen we door een luidspreker aangemaand werden om door de pascontrole te gaan, was er nog geen spoor van haar te bekennen. En toen, op het allerlaatste ogenblik, toen ik mijn paspoort net in de hand van de beambte wou leggen, stond ze plotseling voor onze neus, of eigenlijk opzij van onze neus! Een aangename verrassing, want we wilden haar absoluut nog eens in de armen sluiten en haar bedanken voor de heerlijke dagen die we samen met haar hadden doorgebracht.

Daarna begon de lijdensweg naar huis. Zoals gezegd vertrok ons vliegtuig drie uur vroeger dan verwacht, maar dat betekende niet dat onze andere vliegtuigen ook drie uur vroeger waren gepland, integendeel! Het vliegtuig uit Santa Cruz maakte nog ergens een tussenlanding – ik ben de naam van de stad vergeten – alvorens in Sao Paolo aan te komen. Daar moesten we horen dat het vliegtuig dat ons van Sao Paolo naar Londen zou brengen twee uren vertraging had. Potvolkoffie! Urenlang opgesloten zitten in een transitzone waar nauwelijks wat te eten of te drinken viel, en waar veel te weinig stoeltjes waren om alle gestrande reizigers op te vangen. En het ergst van al: wég onze verbinding in Londen naar Amsterdam.

Er was geen enkele inlichtingenbalie, maar uiteindelijk vond ik op de eerste verdieping een VIP-lounge. Nu, VIP was ik niet, maar dat kon me niet schelen. Ik daar dus met opgetrokken zeilen binnen en recht naar een madame die het woord “informaciones” zowat op het voorhoofd had staan. Ik leg haar uit wat er gebeurt en tot mijn aangename verrassing begint ze wat op haar computer te tokkelen en zegt me dat Varig in Londen het nodige zal doen om ons te herboeken op een ander vliegtuig.

De lange vlucht naar Londen (11 uur 30 minuten) verloopt voorspoedig, zeker voor Lieke die een flinke dut kan doen. Ik heb daar meer moeite mee, maar toch “vliegen” de uren snel voorbij. In Londen worden we bij aankomst besnuffeld door een drugshond, en even zie ik Lieke groen wegtrekken bij de gedachte aan het kleine zakje verdroogde cocablaadjes die ze ergens steken heeft. De hond geeft echter geen krimp. Logisch ook. Van cocablaadjes maak je thee. En daar kijkt geen hond van op. Als je er cocaďne wil van maken, heb je een heel laboratorium nodig.

We gaan naar de balie van de maatschappij die ons naar Amsterdam zou brengen en ik steek weer mijn verhaal af. De vrouw kijkt heel sceptisch als ze haar toetsenbord begint te martelen, maar even later zegt ze “I’m impressed!” We zijn inderdaad herboekt, en hebben nauwelijks een halfuurtje meer vooraleer we moeten inchecken.

En dan gaat alles snel. Na een vlucht van een dik uur landen we op Schiphol. En daar stond Jo ons op te wachten om ons naar huis te rijden. En plots is onze lange reis ten einde.


Maak jouw eigen website met JouwWeb