op uitstap naar Ubud

zondag 7 maart 2010

We vertrokken om zeven uur op uitstap en bereikten onze eerste bestemming rond kwart na acht: de tempel Ulun Danu aan het Bratanmeer. We waren hier ook al in 2001 eventjes geweest en herinnerden ons nog hoe mooi hij wel was. We struinden er wat rond en schoten de nodige hoeveelheid beelden, waarna we een koffietje resp. theetje gingen drinken.


ubud

Daarna ging het verder richting Ubud, waar we rond elf uur aankwamen. Maar even voor Ubud, in Mas, waren we gestopt om onze eerste souvenirs in te slaan: een vijftal ambachtelijk bewerkte stukken hout die ik verder niet kan beschrijven om het uitpakken van sommige kadootjes niet te bederven. In Mas hadden we 9 jaren geleden ook al iets gekocht: onze tuinmeubelen, die later per container in België toekwamen.

In Ubud bezochten we eerst het paleis van de koning en daarna zijn familietempel. In het restaurant dat op deze prachtige tempel uitzag was het lekker eten. Tijdens ons bezoek aan het paleis van de koning ontmoetten we 2 Nederlandse meisjes die in Lovina – dus dicht bij ons – als vroedvrouw in een kraamkliniek werken voor hun laatste stagejaar. We wisselden wat gegevens uit en ze waren al snel benieuwd om onze prachtige villa te komen bekijken. Dat zal dan wel een van deze dagen gebeuren, veronderstel ik.

Na de lunch ging het naar de toeristenmarkt waar we van die onderleggers vonden waarvan we er in 2001 te weinig meegebracht hadden. Bij deze is dat dan rechtgezet. Daarna was het weer tempelen geblazen.

op de toeristenmarkt

Eerst reden we naar de Goa Gajah, de olifantengrot die zich op zo'n 5 km van Ubud bevindt. De grot dateert van de 8ste eeuw. De ingang lijkt wel de muil van een groot monster te zijn. In de grot staat een beeld van Ganesha, de god met de olifantenkop. Er staan ook drie lingams, vruchtbaarheidssymbolen die Vishnu uitbeelden. Voor de grot zijn er baden die door zes nimfen gevuld worden.


pejeng

Daarna reden we naar Pejeng, nog altijd niet ver van Ubud. Hier bevinden zich wel veertig oude tempels. Wij bezoeken er twee. De eerste, de Pura Oebo Kedan, de “tempel van de wilde buffel”, lijkt wel héél oud en oogt niet erg spectaculair. Er staat een vier meter hoog beeld van de god Bima, beelden van demonen en een reusachtige fallus.

beelden in de tempel Pura Oebo Kedan, de tempel van de wilde buffel

De laatste tempel die we bezoeken, de Pura Panataram Sasih, is van een heel andere orde. Hij is een van de zes belangrijkste op Bali. In een van de torens hangt de “Maan van Pejeng”, de grootste bronzen keteltrom van de wereld, daterend uit 300 voor Christus. De Maan van Pejeng is heilig en zou over magische krachten bezitten. Volgens de legende viel hij uit de hemel in een boom en straalde daar zo hevig dat een dief, die schrik had om ontdekt te worden, erop urineerde. Daarop volgde er een explosie die de scheur die er nu in de trom zit verklaart.

Toen we bij de tempel kwamen was er net een ceremonie aan de gang, waar we enkele mooie foto's en beelden van hebben. Mijn videocamera, die last had van de airco in de auto en de daarop volgende hoge vochtigheid buiten, had het het grootste deel van de dag laten afweten – dus geen mooie beelden van onder meer de tempels aan het Bratanmeer – maar nu – ongetwijfeld dank zij de goden – deed hij het gelukkig weer. Onder het gezang van een klingelende priester boden de gelovigen hun offergaven aan, die overal hoog opgestapeld lagen. Zo waren er ondermeer verschillende schotels te zien van wel een meter hoog, met laag na laag op elkaar gestapelde offers zoals, appels, cakes, kippen... De foto's ervan zijn zonder meer indrukwekkend.

Op een lager gelegen veld achter de tempel was het lawaai te horen dat een grote massa mensen kan maken. Na een ceremoniële offering worden er dikwijls hanengevechten georganiseerd. En dat was nu niet anders.


Het was inmiddels half vier geworden en we besloten langzaam af te zakken richting Noord-Bali, in de hoop op de terugweg nog even de botanische tuin van Bedugul te kunnen bezoeken. Maar al snel sloeg de hemel dicht en begon het te regenen. Na zo'n half uur rijden was er ook een grote verkeersopstopping, en onze chauffeur besloot dan maar via een kleine weg langs verdoken dorpjes een stuk af te snijden. Of we daarmee tijd hebben gewonnen zal altijd een mysterie blijven. In ieder geval was die – geasfalteerde! - weg zo abominabel slecht dat we hem vrijwel stapvoets moesten afleggen. Ook de hoofdweg door de bergen is trouwens een attractie op zich. Als je gemakkelijk wagenziek bent – en ik ken zo enkele mensen, niet, Sarah? - dan neem je vooraf misschien best een pilletje.

Dat alles maakte dat we uiteindelijk maar onmiddellijk naar de villa reden. Toen we er aankwamen was het trouwens al zeven uur en net donker. Hier had het blijkbaar niet geregend. Na aankomst namen we een snelle douche en dook ik het zwembad in. Om de een of andere reden deed de verlichting van het zwembad het even niet. Plots voelde ik iets langs mijn been strijken.

En dit is natuurlijk hét moment om jullie te vertellen over de dag van eergisteren, toen ik langs het zwembad met Kadek in gesprek was en ik plotseling een krokodil uit het water zag komen. Geen grote, misschien zo'n meter twintig van kop tot staart, maar allee, toch een imposant zicht. Het beest had veel meer schrik van ons dan wij van hem, want het schoot kronkelend en aan een hoge snelheid de hoek om, achternagezeten door Romi die er door Kadek bijgeschreeuwd was. Tot zijn spijt kon hij ze niet vinden. Naar men hier zegt is krokodillenvlees heel lekker.

Nu, goed, dat was eergisteren. Maar nu lag ik even in het donkere water van het bad samen met een of ander ding. Misschien een bloem die in het water gevallen was, of een blad. Maar zou jij het risico genomen hebben om verder te zwemmen? Dan ben je wel een koele kikker.

Toen ik later aan mijn verslag van onze uitstap begon, zat er trouwens een kikker naar mij te kijken. Het leek wel of hij me zat uit te lachen.

We belden naar Koen en Sarah – in Vlaanderen was het toen iets voor één 's middags. Gewoonlijk gaat dat zo: ik bel op en moe babbelt. Koen vertelde dat ze het heel goed gehad hadden in Carcasonne, wel vijftien graden. En dat is inderdaad veel als de temperatuur in België op datzelfde ogenblik onder nul ligt.