DE Nazca LIJNEN

Veel profiteren van de mooie tuin van ons hotel konden we niet, want de volgende morgen, 6 februari, maakten we een uitstap naar Nasca om er met een vliegtuigje over de lijnen te vliegen. Dit uitstapje hadden we niet gepland, maar toen we daar op slechts enkele uren van Nasca waren en Aldo ons een voorstel deed om met ons tot daar te rijden, konden we gewoon niet weigeren, zelfs al zou dat een flinke hap uit ons budget nemen.

Aldo deed er een goede twee uur over, via Ica en Ocacuje naar een van de droogste gebieden op deze aarde, veertig kilometer door de woestijn tot aan de vallei van de Rio Grande, en dan via Palpa tot in Nasca. Daar moesten we twee uren wachten vooraleer er een vliegtuigje vrij was om ons aan boord te nemen.

Groot is zo’n Cessna niet, net plaats voor vier passagiers en de piloot. We vlogen zo’n drie kwartier over de hoogvlakte, en regelmatig kwam de stem van de piloot “Look right!” of “Look left!”, waarna hij een halsbrekende toer uithaalde die of zijn rechter- of linkervleugel vertikaal naar beneden bracht zodat we de figuren op de grond konden zien. Op de een of andere manier hield onze maag het uit zodat we de aanwezige kotszakjes niet hoefden te gebruiken. Lieke slaagde erin enkele mooie foto’s te schieten, wat echt niet zo evident was.

In de namiddag bracht Aldo ons terug, maar niet zonder eerst samen met ons het museum van Ica te bezoeken, dat een overzicht geeft van zowat alle indianenculturen van het land. Dit museum heeft ondermeer de mooiste verzameling mummies van heel Peru.

Om de dag te beëindigen zijn we daarna nog naar een wijnproeverij geweest en hebben er wat “pisco sour” gekocht voor onderweg.


Terug in de oase Huacachina gingen we een stukje eten in een restaurantje en hadden een hartelijk gesprek met de uitbaters. Die mensen hadden ook een klein winkeltje, en op een bepaald moment kwam er een klant binnen om één sigaret te kopen, wat ginds blijkbaar heel normaal is. Later zouden we merken dat er in Peru en Bolivia nauwelijks gerookt wordt. Als je al eens iemand met een sigaret ziet is het gegarandeerd een toerist. Men vertelde ons dat dat niet zozeer kwam omdat de autochtonen niet van roken houden, maar gewoon omdat ze het niet kunnen betalen.

Het was niet ons eerste gesprek met de mensen ginds. Peruanen zijn vriendelijke mensen die, als je laat horen dat je hun taal machtig bent, al heel snel een gesprek aanknopen. Een van de eerste vragen die ze stelden was uit welk land je komt. En als je dan België zei, kwam er onveranderlijk en tot onze grote verbijstering steeds “Ah, Brugge!” uit. Maar dan hadden ze het niet zozeer over ons Venetië van het Noorden, maar wel over de voetbalclub FC Brugge, waar enkele seizoenen geleden Andres Mendosa speelde, Peruaan en afkomstig uit dit deel van Peru.

Peruanen zijn trouwens gek van voetbal. Op de televisie zijn alle dagen en héle dagen matchen te zien van over de hele wereld. En niet op één kanaal, nee, op een dag zapte ik eens zes voetbalkanalen na elkaar voorbij!

’s Avonds kwam Aldo ons met al onze bagage ophalen en bracht ons naar de busterminal, waar hij samen met ons wachtte tot de Royal Class nachtbus die ons naar Arequipa zou brengen er was. Dit was voor ons een hele geruststelling. Zo’n terminal is niet de veiligste plaats om je ’s avonds in te bewegen met al je hebben en houden onder je vleugels. En de rit zelf? Erg comfortabel, al duurde hij elf uur. Er is een stewardess aan boord, je krijgt er eten en drinken, en je kunt je zetel bijna tot een bed maken zodat je toch af en toe in slaap valt. Anderen slapen dan weer de hele rit lang, maar dat is spijtig genoeg niet voor ons weggelegd.

Maak jouw eigen website met JouwWeb