TAIWAN

Taiwan, vroeger Formosa genoemd. Een eiland voor de kust van China. Een vluchtoord voor de aanhangers van Tsjang Kai Tsjek, uit China verdreven tijdens de communistische revolutie. Uit de handen gebleven van Mao door de ongebreidelde steun van de Amerikanen, die het eiland zagen als "een onzinkbaar vliegdekschip" voor de kust van Communistisch China.

De "Maxim" komt in de havenstad Keelung aan om 9 uur 's morgens. Ons schip heeft er vanuit Okinawa 333 zeemijlen over gedaan om tot hier te geraken. En wij moeten weer opboksen tegen de tijd, zoals dat in vrijwel elke haven het geval was. Om middernacht varen we immers weer af.

We hebben onze plannen al gemaakt: we willen absoluut Taipei gaan bezoeken, de hoofdstad van Taiwan. En natuurlijk doen we dat op eigen houtje, heel democratisch met de trein. Eigenlijk best een avontuur als je geen gebenedijd woord van de taal kent, noch gesproken, noch geschreven. Onmogelijk om richtingaanwijzers te lezen, of straatnaam-borden. En heel moeilijk om net als je hem nodig hebt iemand tegen het lijf te lopen die Engels spreekt, om van het Frans en het Nederlands maar te zwijgen.

Gewapend met camera en fototoestel trekken Willy en ik dan maar de boer op op zoek naar het station. Onderweg zien we onmiddellijk een ongewone mengelmoes van Oosterse en Westerse elementen in het straatbeeld. Het typeert Taiwan heel goed: een Zuidoost Aziatisch land dat zich geopend heeft voor het Westen, maar tegelijk probeert zijn eigen tradities en waarden te behouden. Als je het mij vraagt, een moeilijke oefening.

We slagen erin het station te vinden en een kaartje voor Taipei te kopen. en even later sjokken we door het noorden van Taiwan in een trein die zo uit onze jeugdjaren is komen aanrollen. Toch is het een goede manier om wat van het land te zien.

Wat ons ook weer opvalt is dat de meeste andere treinreizigers heel wat kleiner zijn dan wij, net als dat in Okinawa het geval was. Je kunt nu wel zeggen dat dat maar een detail is, maar het blijft vreemd als je plots met je een meter vijfenzeventig de grootste van de klas blijkt te zijn.

En dan komen we aan in het station van Taipei en zien met grote ogen hoe er op elk perron honderden moto's geparkeerd staan. Het station zelf is een immens gebouw en als we het verlaten lijkt het wel of we in een complete chaos zijn terechtgekomen. Het verkeer zit helemaal in een knoop. Er lijkt geen doorkomen aan. We besluiten dan ook gewoon te voet de stad in te duiken op zoek naar de bezienswaardigheden die we genoteerd hebben.


Even later merken we dat de chaos aan het station gewoon de normale verkeersdrukte van Taipei is. Om gek te worden door het lawaai, of te stikken door de uitlaatgassen. We lopen geconcentreerd door de straten met als enige richtingaanwijzer een stadsplannetje dat ons naar de dingen moet leiden die we graag willen zien. Het is best om je niet te vergissen, want zoals gevreesd is er geen enkel verkeersbord te zien dat ons ook maar iets wijzer maakt. Als we een Mac Donalds herkennen is dat dan ook enkel te danken aan de gestyleerde M.

Plots komen we aan een grote stoffenwinkel, wat mij onmiddellijk doet denken aan het lieve naaistertje dat in het verre Vlaanderen op mij zit te wachten. We duiken de winkel binnen en constateren met een zucht dat de manager behoorlijk Engels spreekt, zodat we aan het kopen kunnen slaan.

Enkele meters stof later kuieren we weer verder en vergapen ons aan winkels waar eetwaren verkocht werden die we niet allemaal konden of wilden benoemen...

Tijdens onze wandeling merken we op dat een hond hier nog echt een hondenleven heeft. Er is geen mens die er zou aan denken zo'n beest als huisdier te nemen. De exemplaren die door de straten dwalen zijn zonder uitzondering mager, onverzorgd en schichtig. Het is duidelijk dat ze hier als een hond behandeld worden. Sommigen vertonen grote, etterende wonden in buik of zij en liggen meer dood dan levend op de voetpaden. Geen mens die er naar omkijkt. Het is alsof ze er niet zijn.


En plots stonden we voor het presidentieel paleis en konden met een zucht van opluchting het park induiken dat in de omgeving lag, weg van de drukte, van het lawaai. Even uitblazen vooraleer weer verder de stalen jungle te trotseren. Enkele jonge mensen komen naar ons toe en vragen ons of we geen muntstukjes van andere landen bij ons hebben. Scholieren vermaken zich met een bronzen paard. Een ander kind heeft onder het wakend oog van mama een stier bij de horens gepakt. Gewone taferelen, al is de foto van de schrijvende vrouw met de helm op misschien toch een tikkeltje grappig voor onze ogen.

Her en der - echt waar! - zaten ook pas getrouwde koppeltjes te wachten tot het hun beurt was om door een fotograaf gekiekt te worden. Weeral, een beetje grappig, toch. Je moet er trouwens een beetje mee oppassen, met dat fotograferen. Toen ik met mijn camera de straat bestreek, kwam er plotseling een woedende Taiwanees in beeld die me verrot zat te schelden omdat ik hem filmde. Niet dat je dat niet in Europa kunt meemaken. Ik herinner me nog de Spaanse man en vrouw die in een van de witte dorpjes van de Alpujaras naar me toekwamen en ermee dreigden mijn camera kapot te slaan, omdat ik - van op een afstand van zeker vijftig meter - in hun richting zat te filmen.


Als we uit het park komen vinden we niet onmiddellijk de goede richting terug. Een jongeman, gekleed in een pak en met een pet op, heeft dit blijkbaar gemerkt en komt naar ons toe.In het Engels vraagt hij of hij ons kan helpen. Nu ja, zeker. We willen graag de Memorial van Tsjang Kai Tsjek bezoeken.

O, zegt hij. Dat is nog een heel eind van hier. Dat is niet gemakkelijk uit te leggen. Maar weten julie wat ? Ik ben chauffeur en mijn baas zit zeker nog meer dan een uur te vergaderen. Kom, hop in, ik breng er jullie naartoe.

Zomaar. Dus wij die wagen in en terwijl de brave man ons door het helse verkeer naar de Memorial rijdt, oefent hij zijn Engels op ons en bestookt ons met vragen. Mede door het drukke verkeer duurt het wel twintig minuten voor we aan de Memorial zijn. We stappen uit en bedanken "onze" chauffeur hartelijk. Nee, nee, geen kosten, geen kosten. Ik wens jullie nog een prettig verblijf toe in ons mooie land. Astemblief!

Voordat we de Memorial gaan bezoeken willen we de innerlijke mens versterken. Maar je kent ondertussen al ons probleem. Geen andere tekens dan Chinese tekens. Probeer zo maar eens uit te maken wat er op het menu staat.

Gelukkig vallen we op als een hanenkam op een varken zodat er plots een Westerling uit zo'n restaurantje komt gelopen. Hij stelt zich voor als een Amerikaanse professor die in Taipei les geeft en samen met enkele leerlingen in dit restaurantje zit te eten. Hij troont ons mee naar binnen, vraagt ons wat we willen eten en geeft de bestelling op. Bedankt, alweer! Nu nog hopen dat we die eetstokjes onder de knie krijgen.

Als we al een tijdje aan het eten zijn, merken we dat nogal wat mensen ons zo nu en dan glimlachend aankijken. We lachen dan maar terug, tot het tot me doordringt waarom ze ons zitten te bekijken. Willy en ik zijn zowat de enige klanten in het restaurantje die met stokjes zitten te eten in plaats van met mes en vork! Doe dan al eens je best!


Het restaurantje ligt bij een van de enorme ingangspoorten - of triomfbogen? - die ons op het enorme plein brengen waarop onder meer de Memorial van Tsang Kai Tsjek staat. Het minste dat je ervan kunt zeggen is dat het indrukwekkend is. Maar dat laat ik de lezer zelf beoordelen aan de hand van de foto's die hij hieronder kan bekijken.

We zijn niet alleen. Op het plein lopen er klasjes met schoolkinderen naast andere bezoekers die net als wij Tsjang willen groeten. Plots stijgt er rond het plein een hels kabaal op. Sorry, dat moet ik anders zeggen. Plots horen we van overal luide muziek klinken en even later komen de kleurrijk uitgedoste muzikanten in een lange stoet het plein op. Blijkt dat het vandaag in Taiwan "National Lampoon's Day" is en dat de eerste groepen zitten aan te komen. We proberen ons voor te stellen hoe feeëriek het hier vanavond zal zijn, als de duizenden lampionnen die de deelnemers meedragen zullen aangestoken worden. Dan zitten wij echter al lang en breed weer in Keelung. Tenzij men daar ook feest, natuurlijk!


De trein die ons terugbrengt is van heel wat recentere datum dan de eerste die we namen. Hij zit vol met mensen die blijkbaar harder hebben moeten werken dan wij. Nogal wat passagiers hebben de ogen dicht en slapen wat, zelfs zij die rechtop in de gang staan.

Het "feest" in Keelung beperkt zich tot lange rijen eetkraampjes die aan weerszijden van de straat staan en druk bezocht worden. Lampions merken we niet. Het flakkerende licht dat we hier en daar opmerken is van kaarsen die uitnodigend voor kleine tempels staan. Binnenin offeren mensen wierook en kaarsen aan beelden van ons onbekende goden of wijze mannen. We lopen verder en genieten van ons laatste uurtje Taiwan. Straks brengt het schip ons naar het eindpunt van onze kruisvaart : Hong Kong. Het is weinig waarschijnlijk dat we hier ooit nog terug zullen komen, al is het enige dat we van Taiwan gezien hebben waarschijnlijk het minst mooie: de hoofdstad Taipei. En zeggen dat Taiwan zo'n mooie natuur herbergt!

Maar dat is nu eenmaal een kruisvaart. Je zit op een drijvend hotel dat je in de meest confortabele omstandigheden de wereld rond brengt. Maar overal is het slechts een "touch and go". Het is alsof je een bessentaart op je bord hebt die men je na één enkele hap weer van onder de neus neemt, om je dan een andere voor te schotelen.


Maak jouw eigen website met JouwWeb